Dan zegt hij, Adam: Dit is eindelijk been uit mijn beenderen en vlees uit mijn vlees. Tot haar wordt geroepen vrouw, want uit een man is zij genomen.
![]() |
Strong
Concordant Literal Version (second revision)
Engels | Vertaling |
The human said: This time, it is bone of my bones and flesh of my flesh. This shall be called woman, for this was taken from her man. | De mens zei: deze keer is het been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees. Dit zal vrouw worden genoemd, want dit is van haar man afgenomen. |
Concordant Literal Version 2003
Engels | Vertaling |
And saying is the human, “This was once bone of my bones and flesh from my flesh. This shall be called woman, for from her man is this taken. | En zeggen is de mens: “Dit was eens been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees. Dit zal een vrouw worden genoemd, want van haar man is dit weggenomen. |
King James
Engels | Vertaling |
And Adam said, This is now bone of my bones, and flesh of my flesh: she shall be called Woman, because she was taken out of Man. | En Adam zei: Dit is nu been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees: zij zal Vrouw worden genoemd, omdat zij uit de mens is weggenomen. |
Das Konkordante Neue Testament (KNT)
Duits | Vertaling |
Statenvertaling
Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is. |
Herziene Statenvertaling
Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen. |
Naardense bijbel
Dan zegt hij, de –rode– mens: zij is het nu! been uit mijn beenderen en vlees uit mijn vlees! tot haar worde geroepen ‘isja’,- vrouw, want uit een iesj,- man is zij genomen! |
Versverwijzingen
Maleáchi 2:14 (Statenvertaling) Gij nu zegt: Waarom? Daarom dat de HEERE een Getuige geweest is, tussen u en tussen de huisvrouw uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk handelt; daar zij toch uw gezellin, en de huisvrouw uws verbonds is. Éfeze 5:30-31 (Statenvertaling) 30 Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen. 31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; en zij twee zullen tot één vlees wezen. |
Opmerkingen
NBG: Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal „mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is. HB: ‘Ja, dit is wat ik nodig had!’ riep Adam uit, ‘zij is echt een deel van mijn lichaam. Ik zal haar mannin noemen, omdat zij is genomen uit de man.’ WV: Toen sprak de mens: `Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees! Mannin zal zij heten, want uit een man is zij genomen.’ |